De eerste schakelaars
Rond de eeuwwisseling begon elektriciteit steeds vaker in particuliere woningen te worden gebruikt, voornamelijk voor verlichting. De eerste schakelaars waren draaimodellen en de kappen waren meestal van porselein. Er waren ook varianten van messing, brons en zelfs hout, maar deze laatste werden al snel verboden vanwege het brandgevaar. Porselein heeft daarentegen verschillende voordelen in een elektrische context, omdat het duurzaam en hittebestendig is en ook bestand is tegen vocht en kou. Het is relatief gemakkelijk schoon te houden en verkleurt niet snel. Na de draaischakelaar kwam de mooie tuimelschakelaar, die met een klein hendeltje aan en uit wordt gezet.
Bakeliet
Al snel kreeg porselein concurrentie van het populaire bakeliet. Bakeliet is een kunsthars dat ook een hoge vorm- en temperatuurbestendigheid heeft en een enorm goede isolerende werking tegen stroom. Maar bovenal was het goedkoper te produceren dan porselein. Porselein en bakeliet bestonden vele jaren naast elkaar, maar in het begin van de jaren dertig begon porselein te verdwijnen en werd het vervangen door het moderne bakeliet. Bakeliet kon aanvankelijk alleen in zwart en donkerbruin worden geproduceerd en beleefde zijn absolute hoogtijdagen in de interieurwereld tussen 1920 en 1940.
Verzonken of opbouw
Aanvankelijk was alle elektriciteit opbouw, omdat deze achteraf werd aangelegd. In huizen die rond 1920-1930 zijn gebouwd, komen zowel inbouw- als opbouwelektriciteit voor. We hebben stopcontacten en schakelaars in wit en zwart porselein, zwart bakeliet en wit duroplast (in de volksmond ook wel wit bakeliet genoemd). Alle varianten zijn zowel voor inbouw- als opbouwbedrading verkrijgbaar. Het vervangen van schakelaars moet door een vakman worden gedaan. Houd er echter rekening mee dat gedraaide textielkabels, zoals op de afbeelding, niet zijn goedgekeurd voor vaste elektrische installaties.