Heb je besloten om je appartement, villa of boerderij uit het begin van de vorige eeuw te behangen, maar ben je verdwaald in de jungle van kleuren en patronen? Om de keuze wat gemakkelijker te maken, kan het een goed idee zijn om je te laten inspireren door behangpatronen uit vroeger tijden. Hier gaan we op zoek naar welke patronen en kleuren letterlijk op de muur te vinden waren in de verschillende periodes rond de eeuwwisseling.
In het begin ging het bij behangen niet in de eerste plaats om esthetiek, maar meer om het isoleren van koude en tochtige muren. Het mooie patroon kreeg je er als het ware bij. Tegenwoordig heeft behang niet meer dezelfde praktische betekenis, maar komt het in beeld wanneer je het uiterlijk van een kamer wilt veranderen en vernieuwen. Of natuurlijk als je een gevoel uit het verleden wilt koesteren en terugkrijgen.
Eind 19e eeuw
In de tweede helft van de 19e eeuw werden graag patronen uit vroegere stijlen geleend en zie je vaak elementen uit de gotiek, rococo, renaissance enz. terug in behang uit deze periode. In de meer welgestelde huizen koos men vaak voor verschillende stijlen in verschillende kamers. Men was er een grote voorkeur voor het imiteren van andere materialen en koos men misschien voor behang met eikenhouten nerven of muurimitatie in de hal, terwijl de eetkamer werd bekleed met behang dat eruitzag als goudkleurig leer of donker behang volgens het neorenaissance-ideaal. In de salon koos men misschien voor neorokoko met textielimitatie en in de herenkamer voor behang in oosterse stijl. In de slaapkamers werd vaak gekozen voor behang met wilde bloemmotieven. De rode draad was echter het zware, donkere kleurenschema dat een gezellige en huiselijke sfeer creëerde.
Begin 20e eeuw
Rond de eeuwwisseling werden de huizen geleidelijk lichter en luchtiger voor een lichte en harmonieuze omgeving. De jugendstil en de Engelse Arts & Crafts-beweging raakten in zwang met onder andere William Morris als boegbeeld. Zijn ontwerpen worden gekenmerkt door elegante bloemen- en plantmotieven. Kleurcombinaties met groen, geel en baksteenrood op een lichte achtergrond en vooral gobelijntapijt met bladeren, bloemen of vruchten zijn typerend voor deze periode. De tapijtrand werd populair en werd aan de bovenkant tegen het plafond geplaatst. Niet iedereen was echter klaar voor de nieuwe lichte trend, dus veel huizen bleven vasthouden aan de zwaardere, conservatieve patronen.
Jaren 1910
Toen men genoeg kreeg van de bloemen en kronkelende patronen van de jugendstil, werden de donkerdere gobelintapijten populair. In de eetkamer werd graag behang gebruikt met patronen die de indruk wekten van textiel met een geweven structuur. Behang met kleine patronen en patronenranden in de hoogte paste in verschillende kamers van het huis. Bloemboeketten of fruitmanden waren veelvoorkomende motieven en het patroon werd om de twee rijen herhaald.
1920 en Art Deco
De kwetsbaarheid en elegantie die kenmerkend waren voor de art-decostijl in Zweden, werden later Swedish Grace genoemd. Degenen die deze nieuwe stijl omarmden, bekleedden hun kamers graag met behang met geometrische patronen, een combinatie van strepen, cirkels, trapvormen en gestileerde bloemen op een achtergrond van ongebleekt papier. De kleuren waren opnieuw donkerder en varieerden van goud en zwart tegen een licht grijsbruine of warmgele achtergrond, of blauwgrijs en blauwgroen tegen een matzilveren achtergrond. De patronen waren geïnspireerd op de Oriënt, met bijvoorbeeld Japanse bloemen.