Stijlgeschiedenis ~ 1880-1900 Neorenaissance
Vloeren, timmerwerk, deuren en stucwerk
Vloeren in de jaren 1880 en 1890
Meestal bestaan de vloeren uit spontane vloerdelen van dennen- of sparrenhout met verspringende voegen en vaste of losse veer. Langs de muren bevindt zich vaak een iets bredere plint. De vloeren kunnen worden behandeld als schuurvloeren, maar ook met vernis of linolverf. Veel vloeren zijn bedoeld om te worden bedekt met linoleummatten en dan wordt over het algemeen gekozen voor hout en een legwijze van mindere kwaliteit.
Linoleum (ook wel kurktepels genoemd) werd in de jaren 1890 erg populair. Het is een exclusief materiaal dat over de hele vloer of als kleedje kan worden gelegd. Het is vaak verkrijgbaar in veel verschillende kleuren of als imitatie van echte tapijten. Het gedrukte patroon is vaak een imitatie van parket, bloemmotieven of textielpatronen.
In de tweede helft van de 19e eeuw begint men eikenparket te produceren in timmerfabrieken en het wordt populair in de mooie kamers, vooral in de eetkamer. Het wordt echter al lang gebruikt in herenhuizen. Het parket wordt geleverd in kant-en-klare tegels, vaak met geometrische patronen van sterren, vierkanten of ruiten. Het vloeroppervlak krijgt een glanzende afwerking door het te waxen en te polijsten. Ook strokenparket wordt gebruikt, vooral in salons, waarbij kleine stroken op een ondergrond van planken worden genageld.
Net als de trappenhuizen van flatgebouwen worden de entrees van dure villa's voorzien van vloeren van klinkers naar Engels voorbeeld, zogenaamde Victoriaanse vloertegels.
Timmerwerk in de jaren 1880 en 1890
Al eeuwenlang worden er lijsten gebruikt om naden tussen verschillende bouwdelen te bedekken. Het houtwerk is zorgvuldig ontworpen om de stijlidealen van die tijd te versterken. In de jaren 1880 en 1890 werden panelen in verschillende hoogtes en uitvoeringen gebruikt, afhankelijk van de functie van de ruimte. In de eetkamer en de hal werd het hoogste paneel geplaatst met sterk geprofileerde vullingen en een smalle plank aan de bovenkant voor siervoorwerpen. In de andere woonkamers is de plintpaneel (driedelige vloerplint) populair, ongeveer 30-40 cm hoog, bestaande uit een geprofileerde plint, een gladde plank en een afsluitende geprofileerde borstlijst. De eenvoudigste variant van de vloerplint is stevig en rijk geprofileerd. De panelen worden geschilderd in bruin of oker, of in houtimitatielook om eiken of mahonie na te bootsen.
Onder de ramen bevindt zich een zogenaamde borstwering die tot aan de raamkozijn reikt. De borstwering heeft lijsten en vullingen die in verschillende kleuren zijn geverfd. Ook de vensternis is bekleed met panelen, zogenaamde smygpanelen. De panelen worden in dezelfde kleur geschilderd als de basistint voor de functie en de beoogde nieuwe stijl van de kamer. Trappen, hallen, gangetjes en keukens worden meestal bekleed met parelsponten met kroonlijsten. In de keuken en de slaapkamer zijn witgeschilderde lijsten gebruikelijk.
Deuren uit de jaren 1880 en 1890
Tot halverwege de jaren dertig werden deuren ontworpen met een kozijn en een vulling, hoewel deze tegen het einde van deze periode vrij eenvoudig waren, van geprofileerde houten kozijnen tot gefineerd lamelhout of vezelplaat. Het uiterlijk van de vullingen en profielen van de deuren was van groot belang voor de vormgeving van de woning en ook de deurkrukken vormen een belangrijk onderdeel van het totaalbeeld.
De binnendeuren uit de jaren 1880 en 1890 bestaan uit sterk geprofileerde paneeldeuren van massief hout die vooraf zijn vervaardigd. In geïllustreerde catalogi kan de klant vrij kiezen uit verschillende ontwerpen en het aantal panelen. In de woonkamers worden statige dubbele deuren geplaatst, bij voorkeur voorzien van hoge decoratieve bovenstukken van bewerkt hout of gips. Deze worden zorgvuldig gekozen met het oog op de specifieke functies en de bepaalde stijl van de kamers. Een populaire dubbele deur is die met twee hoge rechthoekige vullingen en een smalle liggende vulling ertussen. Maar er zijn ook andere varianten, onder andere met vierkanten. In de privéruimtes van de woning, zoals de keuken en de slaapkamers, worden enkele deuren met vier staande en één liggende vulling geplaatst. De deuren worden meestal geopend met kegelvormige handgrepen van zwartgelakt hout met een kleine knop aan het uiteinde en een bevestiging van messing en aparte ronde kleine sleutelplaatjes. Er zijn ook eenvoudige kamersloten.
De deuren waren omgeven door deurkozijnen met stevige profielen en werden afgesloten met plinten tegen de vloer. Veel deurpartijen, inclusief bovenstukken, die tegenwoordig wit zijn geverfd, zijn oorspronkelijk uitgevoerd in een houtimitatie.
Stucwerk in de jaren 1880 en 1890
Stucwerk, plafondrozetten en andere ornamenten worden in grote hoeveelheden vervaardigd in de werkplaats van de stukadoor en ter plaatse gemonteerd. Het ambacht komt in de 16e eeuw naar Zweden en groeit geleidelijk. Aan het einde van de 19e eeuw worden veel verschillende stijlen tegelijkertijd gebruikt, afhankelijk van het doel van de ruimte. In de jaren 1920 worden de vormen eenvoudiger en strakker.
Het plafond van de salons is van groot belang voor de uitstraling ervan en er is veel aandacht besteed aan het ontwerp. De plafonds zijn rijkelijk versierd, onderverdeeld met lijsten en friezen tot fraaie patronen die zijn beschilderd, heel anders dan de witgeschilderde plafonds van tegenwoordig. De vormen worden aangepast aan de beoogde stijl van de ruimte. De plafonds van de eetzalen hebben een strakkere neorenaissance in donkere kleuren, terwijl de golvende neorococo-plafonds van de salon lichter zijn, maar niet wit, eerder pastelkleurig met gouden accenten.
Het plafond wordt omlijst door sierlijsten met classicistische motieven zoals akantusbladeren, bloemenguirlandes en urnen. In het midden van het plafond bevindt zich een plafondrozet met een haak voor kroonluchters met echte kaarsen. Naast zijn decoratieve functie heeft het ook de belangrijke functie om de brandbare plafonds te beschermen tegen kaarsen en petroleumlampen. In keukens, slaapkamers en hallen zijn de plafonds vaak eenvoudiger, met een holle rand, d.w.z. een gepleisterde ronding tussen de muur en het plafond. In keukens kan er een lambriseringplafond zijn.