Stijlgeschiedenis ~ 1920 Klassiek van de jaren twintig
Architectuur, gevels en ramen
In de jaren twintig van de vorige eeuw komt het classicisme opnieuw in zwang. De nieuwe stijl is echter veel eenvoudiger en heeft niet de weelderige versieringen van eerdere tijdperken. Nu wordt gestreefd naar een strakkere en sobere vormentaal die kan worden gekoppeld aan de 100 jaar oudere Zweedse empirestijl. De classicistische stijl van de jaren twintig krijgt een eigen Zweedse versie die internationaal bekend staat als 'Swedish grace', dankzij zijn elegantie.
Aan het begin van het decennium komt de woningbouw na de oorlogsjaren van de jaren 1910 weer op gang, maar dan met een nieuwe manier van denken. Nieuwe ideeën over goede huisvesting worden een kwestie voor alle geledingen van de samenleving en de sociaaldemocraat Per Albin Hansson lanceert het concept van het volkshuis. De nieuwe idealen moeten worden gerealiseerd door vereenvoudigde bouwkosten. Eerdere decoratieve elementen worden weggelaten en de oppervlakte van de appartementen wordt verkleind, terwijl de woonstandaard wordt verhoogd met centrale verwarming, warm water, toilet, douche, wasruimte, goed geplande keukens met elektrische of gasfornuizen en de nieuwigheid van een vuilstortkoker. De huizen worden vaak onder tijdsdruk gebouwd, maar met veel aandacht voor het ontwerp.
Vanaf 1920 komt de eigenwoningbouwbeweging in een stroomversnelling en ontstaan er overal in Zweden karakteristieke eigenwoningwijken. In 1917 wordt het Statens byggnadsbyrå (het nationale bouwbureau) opgericht en dankzij overheidssubsidies in de vorm van gunstige leningsvoorwaarden, eigen arbeid en zelfbouw kan de droom van een eigen huis werkelijkheid worden. In werkelijkheid wordt het voor velen toch te duur. De wijken die ontstaan, worden in de eerste plaats bevolkt door ambtenaren en vanaf de jaren 1910 worden noodwoningen gebouwd om de crisis voor arbeidersgezinnen op korte termijn op te lossen. In dezelfde periode vindt er tegelijkertijd in het hele land een minder gestructureerde bouw van villa's plaats voor de groeiende middenklasse. Bedrijven beginnen met catalogushuizen en voor de welgestelden worden villa's gebouwd in tuinsteden. De markt voor catalogushuizen is in die tijd groot geworden en hele wijken kunnen worden gebouwd met vergelijkbare catalogushuizen door middel van buurtcollectieven.
De stijl van gevels
De gevels van het classicisme uit de jaren twintig zijn symmetrisch vormgegeven met glad pleisterwerk of bepleisterd in rijke kleuren zoals roestrood, okergeel, groen of grijs. Soms worden de huizen voorzien van een hoge gevel die een indrukwekkend achtergrondmotief vormt in het stadsbeeld. Deze is ontworpen als een trapgevel of met barokke of classicistische vormen. Op de eenvoudige gevels worden vaak decoraties aangebracht, zoals pilasters en medaillons, festoenen of kleine erkers in afwijkende kleuren. Een typisch kenmerk van deze periode zijn ook de lunetvormige ramen, balustrades onder de ramen en friezen met meanderranden of tandpatronen. De voor die tijd typische ramen hebben twee bogen met elk drie ruiten en zijn geschilderd in groene, bruine of roodbruine kleuren. De daken zijn bedekt met dakpannen of plaatstaal. De poorten hebben een gelakte glazen deur en worden vaak gemarkeerd door een stenen omlijsting. De trappenhuizen zijn vaak kleurrijk en bevatten grote velden en kunstwerken met motieven zoals urnen met planten, fruitmanden of gestileerde bloemenslingers.
Ramen uit de jaren 1920
In de jaren twintig van de vorige eeuw zijn alle ramen hetzelfde ontworpen en geïnspireerd door de oudheid en de klassieke idealen. Het typische houten raam van die tijd is slank van hartig kernhout en heeft twee vleugels die elk zijn onderverdeeld in drie ruiten. De spijlen zijn geprofileerd met een eenvoudig kwarts- of eivormig profiel. De raamkozijnen zijn naar binnen openend, gekoppeld en worden gesloten met een spijlenraam. Het glas is dun en heeft een lichte lichtbreking. Het houtwerk is wit, gebroken wit of grijs geverfd, maar er komt ook grijsgroen, blauwgrijs en bruin voor. De gevels zijn ook versierd met decoratieve ramen in lunettevorm, rond of ovaal.
In de jaren twintig zijn de ramen van meergezinswoningen aanzienlijk lager dan in voorgaande decennia. Dit komt voornamelijk door de lagere plafondhoogte van de appartementen. In 1923 publiceert het Staatsbouwbureau modeltekeningen voor ramen. Bij villa's kunnen de ramen op de bovenverdieping kleiner en meer vierkant zijn om ruimte te besparen. De ramen van de villa's worden geschilderd in gebroken wit, lichtgrijs en groen.
Voor de villa heeft de nieuwe stijl een grote impact dankzij de catalogi. De stijl wordt gekenmerkt door lichtheid en luchtigheid door eenvoudige volumes en een symmetrische opbouw. De villa's worden gekenmerkt door staande lambrisering met verschillende kleuren, vaak in wit, grijs of geel. Een veelvoorkomende decoratie zijn hoekpilasters en lunetvensters. In Zuid-Zweden worden ook bakstenen gevels gebruikelijk. Gepleisterde gevels worden geschilderd in lichte, warme kleuren. Veel huizen hebben luiken.